Ruud Snel
Vers van de Pers
Wat is er binnen gekomen op onze redactie ???
Absorberen aangeraden !!!
!!! Reacties worden op prijs gesteld !!!
Vers van de Pers
Herman Frijlink
Holle frasen en knetterende scheten
Als je vandaag de dag rechtse politici vergelijkt met hun voorlopers van een eeuw geleden zijn ze hevig verbolgen, zo hevig dat je zeker weet dat je een gevoelige snaar hebt geraakt. Alleen Georgia Meloni maakt er geen geheim van dat Mussolini haar politieke grootvader is. Haar vriend Wilders echter ging te keer als de duivel in een wijwatervat, toen Frans Timmermans betoogde dat PVV-ministers Faber en Klever eerdere uitspraken over asielzoekers, moslims en migratie wel hadden ingeslikt, maar dat daarmee hun racistische ideeën niet plotseling verdwenen konden zijn.
Helaas kwam Timmermans niet op het idee om een belangrijk kenmerk van fascisme, vreemdelingenhaat, in de strijd te werpen door de Jodenhaat in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw te vergelijken met de moslimhaat van tegenwoordig. Ook verzuimde hij om het Wilders lastig te maken met diens verkettering van democratische instituten en afkeer van ‘Europa’. Telegraaf-columnist Wierd Duk slaagde er ‘weird’ genoeg zelfs in om de brave Timmermans weg te zetten als “een groter gevaar dan nationalisme”. Jammer genoeg vergat Timmermans ook om de grote muil van Wilders en zijn geestverwanten te vergelijken met die van zijn politieke voorouders. De liberale filosoof Benedetto Croce, tijdgenoot van Mussolini, had daar minder moeite mee, en kwalificeerde de holle frasen van Il Duce als onagrocratie, een regering van ‘knetterende scheten’, inclusief het idee dat De Leider de stem van gans het volk is, hoewel driekwart van het volk niet op hem heeft gestemd.
Dus, nee hoor, Wilders is geen aanhanger van het fascisme, maar zijn ideeën lijken er wel veel op. Laten we zeggen dat we het nieuw-rechts noemen, wereldwijd aan de man gebracht door ‘weirdo’s, mafkezen, als Trump, Poetin en Erdogan. Misschien kan ‘Weirdo’ Duk hun nationalisme eens vergelijken met de Europese gezindheid van Timmermans.
Machteloos gelul
Op de muziekschool in Kampen kreeg ik mijn eerste vioollessen van een Duitse mevrouw, heel bijzonder, zo vlak na de oorlog in 1953 toen ik acht jaar oud was. De muziekschool was opgericht omdat de overheid het muziekonderwijs betaalbaar wilde maken voor mensen met weinig geld, mensen als mijn ouders.
Met dat opbouwbeleid van PvdA en KVP was het afgelopen toen VVD en CDA eind jaren zeventig besloten dat er bezuinigd moest worden, dus ook op muziekonderwijs. Ik was toen net beleidsmedewerker culturele zaken geworden, maar dat werd een ramp. Want wie, zoals ik, niet loyaal meewerkte aan de bezuinigen, kon vertrekken. Wie wel loyaal was, liep zich het vuur uit de sloffen om aan te tonen dat culturele voorzieningen goed waren voor ‘het vestigingsklimaat’. De bezuinigingen gingen echter gewoon door, stukje bij beetje. Orkesten werden opgeheven of gedwongen tot fusie en de muziekscholen verdwenen een voor een.
Je kon er dus op wachten dat het nationale Fonds voor Cultuurparticipatie het sloopwerk zou voortzetten door de subsidie in te trekken voor zes nationale instellingen die zich inzetten voor jonge musici. Dit in tegenspraak met het streven om “de sector kunst en cultuur sterker en toekomstbestendiger te maken”, zoals het Fonds schrijft in zijn beleidsplan 2025 - 2028.
Loos en voos, die woorden, al was het alleen al omdat ze nergens anders op gebaseerd zijn dan op de Theory of Change, een bedrijfskundige theorie uit de jaren vijftig, compleet met gedragscodes als ‘diversiteit en inclusie’, ‘fair practice’ en ‘governance’. Cultuur? Nee, maar wel het machteloze gelul van ambtenaren die dansen naar de pijpen van hun politieke bazen.
En zo ondermijnt het Fonds het culturele leven in Nederland. Want het ontzegt duizenden kinderen de cultuurparticipatie waarvoor het in het leven is geroepen en het graaft daarmee bovendien zijn eigen graf.
Ouderen en asielzoekers, oprotten
Elk maatschappelijk probleem willen oplossen is als het bestrijden van virussen: dweilen met de kraan open, want elke oplossing legt een ander probleem bloot. Dat weerhoudt columniste Marianne Zwagerman er niet van om er nieuwe bij te maken. Ze werkt voor de Telegraaf, volkskrant bij uitstek, en ze leeft van de rottigheid die ze zelf creëert.
Zo meende ze in 2020, toen het coronavirus relatief veel slachtoffers onder ouderen maakte, dat het onzin was om jongere mensen te verplichten thuis te blijven. Daar hoefden mensen “in de bloei van hun leven toch niet alles voor op te offeren?” Ouderen waren “dor hout” dat wel wat eerder gekapt kon worden.
Diezelfde ouderen zijn volgens haar ook verantwoordelijk voor de stijging van de woningnood, want “oude mensen die grote huizen bezet houden zijn tegenwoordig een enorm maatschappelijk probleem.’’ Geen moment komt het bij haar op dat niet ouderen en asielzoekers de oorzaak zijn van de woningnood sinds 1945, maar de ondernemers die al 79 jaar te weinig huizen bouwen. Maar bouwen doen ze niet, omdat er dan geen schaarste meer is en omdat dan hun geliefde wet van vraag en aanbod in de war komt, voor zover je dat tenminste een wet mag noemen en geen theorie die je bijstelt als hij niet klopt met de praktijk.
Ze had haar lezers natuurlijk ook kunnen vragen waarom het belang van ondernemers bij schaarste groter is dan het belang van honderdduizenden mensen bij fatsoenlijk wonen. Ook had ze zich eens kunnen afvragen, wat de PVV gaat doen als de woningnood en het asielprobleem zijn opgelost. Wat dan? Geen nood, in Wilders’ ijskast liggen nog problemen genoeg, een kolfje naar de hand van Marianne. En nu maar hopen dat ze niet de leeftijd gaat bereiken waarop ze zelf een maatschappelijk probleem gaat worden.
Ongehoord: de Turkse wortels van Nederland
Turken zijn volgens rechts moslims die hier niet thuishoren en niet in onze cultuur passen. Deze gedachte is gemeengoed geworden sinds de jaren zestig, toen Nederlandse werkgevers het Turkse platteland afstroopten op jacht naar jongemannen die werk wilden doen waarvoor in Nederland niemand was te vinden. Die gedachte is uitgegroeid tot wat voor PVV-minister Marjolein Faber ‘een zorgelijke demografische ontwikkeling’ is geworden, maar voor PVV-minister Reinette Klever gewoon ‘omvolking’ mag blijven heten, omdat dit een feitelijke omschrijving zou zijn.
Op hoge toon discussiëren over het nazi-gehalte van ‘omvolking’ is zinloos en zelfs schadelijk omdat het afleidt van dat waar het concreet om gaat, de uitvoering van het strengste asiel- en migratiebeleid ooit. Bovendien is het voor goede tekstschrijvers als Bosma en Wilders een koud kunstje om een andere omschrijving te verzinnen, afhankelijk van de situatie, bijvoorbeeld ‘ongeplande verruiming van de arbeidsmarkt.’ Want extremisten van rechts zijn kampioen in het verbloemen, verdoezelen en verdraaien van woorden en begrippen. Daarin verschillen ze niks van de linkse extremisten die ze verketteren, want de taal verkrachten is voor extremisten de gewoonste zaak van de wereld.
Minder gewoon is het dat extreemrechts daarmee aan de macht is gekomen. Dat is zelfs de NSB, de politieke voorouders van de PVV, tot 1940 nooit gelukt, hoe ze ook hun best deden stemmen te lokken met de Prinsenvlag, oranje, blanje, bleu, die voor minister Klever zo’n speciale betekenis heeft omdat haar voorouders naar eigen zeggen meevochten met Willem van Oranje.
Wat Klever en haar voorouders misschien niet weten is dat de Vader des Vaderlands voor zijn opstand werd betaald – werkelijk ongehoord - door de Turkse sultan Selim II, op voorspraak van Willems studievriend, de Antwerps-Joodse bankier Joseph Nasi. Als Willem de Vader des Vaderlands is, dan is Selim toch zeker de pleegmoeder.
Van Auschwitz tot Ter Apel
Mijn zoon Martijn en ik zaten twee dagen lang te lezen op een bankje in het park van Krakov na een bezoek aan Auschwitz in de zomer van 1993. Ons was de lust vergaan om de schoonheid van de oude koningsstad te bewonderen, laat staan de smalle straatjes van het Judenviertel zonder Joden.
Je kon toen al zien dat kamp Auschwitz aan het veranderen was, van een herdenkingsmonument waar je stil van wordt tot een bezienswaardigheid met hordes toeristen op jacht naar souvenirs, gefundenes Fressen voor Holocaustontkenners, die zich meestal ter rechterzijde van het politieke spectrum bevinden.
Helaas vinden ze regelmatig vers voer voor hun pogingen de moorden op industriële schaal weg te poetsen uit de gemeenschappelijke herinnering. Een recent voorbeeld daarvan is de film Treasure, spelend in 1993, over een oude man van Joodse afkomst die met zijn enige dochter zijn ouderlijk huis in Lodz bezoekt, waaruit hij met zijn ouders is weggevoerd in de oorlogsjaren. Hoofdrolspelers Stephen Fry en Lea Dunham deden hun best, het decor leek voorbeeldig authentiek en het onderwerp was boeiend genoeg. Maar de film was dat niet en bleef steken in clichés, alsof het scenario geschreven was door
een AI-taalprogramma.
Articificial, kunstmatig, net echt, onecht, was het zeker, met namaak-emoties die het goed zouden doen in een Nederlandse talkshow met rechtse politici als Mona Keijzer die migranten uit moslimlanden wil verplichten lessen over de Holocaust te volgen. Want Jodenhaat is daar “bijna onderdeel van de cultuur.” Ik kan me bijna niet indenken dat de Joden in Nederland blij zijn met hun hedendaagse favorietenrol terwijl ze tachtig jaar geleden nog de zondebok waren, precies de rol die nu is weggelegd voor moslims, gelukszoekers en uitvreters die volgens Mona, Geert en Marjolein niet verder mogen komen dan een interneringskamp in Ter Apel.
De gierigheid van ‘mensen met geld’
Met een bruusk gebaar wimpelde ik de man af die naast de supermarkt op de grond zat en zijn hand ophield. Toen ik doorliep had ik direct spijt, want doorgaans geef ik iets aan een bedelaar, omdat ik me gemakkelijk kan voorstellen wat het is om er zo bij te zitten.
Eenmaal binnen in de supermarkt zag ik de krantenkop ‘Giften goede doelen op dieptepunt.’ Het artikel beschreef de resultaten van een tweejaarlijks onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam getiteld ‘Geven in Nederland.’ De conclusie van het onderzoek was dat geven aan goede doelen sinds 2002 gestaag afneemt. Ook bleek dat de tien procent van de mensen met het laagste inkomen 1,16 procent ervan weggeven, bijna drie keer zoveel als de 0,44 procent die de tien procent hoogste inkomens doneren. Hoe armer hoe guller, hoe rijker hoe gieriger.
En ook: hoe rijker, hoe minder goed men zich kan voorstellen wat armoede is. Tim ’S Jongers schreef er een boek over getiteld ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld.’ Hij is directeur van de Wiardi Beckmanstichting, en spreekt uit eigen ervaring omdat hij in diepe armoede is opgegroeid. Hij legt aan ‘mensen met geld’ uit dat armoede niet alleen een kwestie is van te weinig geld maar ook van achterstand op allerlei andere gebieden, bijvoorbeeld sociale contacten. Immers, niet iedereen heeft een tante die de weg weet bij overheidsinstanties.
Of het boek van ’S Jongers ‘de mensen met geld’ ervan gaat overtuigen om wat minder gierig te worden betwijfel ik. Want goedgeefsheid en andere vormen van barmhartigheid zijn incourant in een tijd waarin het normaal is om de overheid te vrezen of om er zoveel mogelijk van te profiteren, een tijd ook waarin eigen verantwoordelijkheid is verworden tot een even obsessieve als gewetenloze egotrip.