Ruud Snel
Vers van de Pers
Wat is er binnen gekomen op onze redactie ???
Absorberen aangeraden !!!
!!! Reacties worden op prijs gesteld !!!
Vers van de Pers
Herman Frijlink
Een zak met vuige organen
Discriminatie is nooit onschuldig, ook al betekent het niet meer dan onderscheid maken. Maar daar blijft het niet bij. Want zoals ik in de jaren vijftig leerde dat de nakomelingen van Cham zwart waren en de blanke nakomelingen van Sem en Jafet moesten dienen, zo leerde ik ook dat de geest superieur was aan het lichaam, dat eigenlijk niet veel meer was dan een zak met vuige organen waar je niet te veel woorden aan vuil moest maken.
Die tweedeling hebben we te danken aan het Christendom en aan de Franse filosoof Descartes, terwijl de gedachte van onze Nederlandse Spinoza, dat lichaam en geest een geheel vormen, het onderspit heeft gedolven. Erger is dat we de onderhorigheid van het lichaam aan de geest tot norm hebben gemaakt. Immers, met je geest kun je worden wat je wilt, kun je je verslaving de baas worden, kun je je kanker overwinnen, kun je de vrouw krijgen die je wilt, kun je rijk worden, kun je ‘de beste versie van jezelf’ worden. Je kunt het zo gek niet bedenken of iemand heeft een boek geschreven over hoe je je geest kunt gebruiken om een bepaalde kwaal de baas te worden en ook nog rijkdom en geluk te verwerven.
Alleen, het is niet waar, behalve in de publicaties van lifestyle goeroes en andere oplichters. Zo ken ik iemand die na een val met de fiets niet meer kan lopen, zonder dat de dokters het kunnen verklaren. Ze is niet de enige. De meeste lichamelijke klachten waarmee patiënten naar de huisarts gaan zijn niet te verklaren. Waar is dan de superioriteit van de geest waarmee je je lichamelijke klachten zou kunnen verhelpen? Nergens, want die bestaat niet. Hadden we maar meer oog gehad voor het onderscheid tussen Descartes en Spinoza.
De gedoodverfde waarheid
Als je een leugen vaak genoeg herhaalt wordt hij vanzelf waar. In Rusland weten ze maar al te goed, dat de pravda, de waarheid, een leugen is, maar hier weten we er ook wel raad mee. Zo is de leugen, dat migranten onze huizen inpikken, waarheid geworden. Maar het inzicht, dat overheid en bedrijfsleven te weinig voor ons, burgers en klanten, hebben gebouwd, is volledig verdwenen. Al is de waarheid nog zo snel, de leugen achterhaalt haar wel.
Iets soortgelijks gebeurt nu met de leugen van Yesilgöz dat duizenden migranten naar Nederland komen als gevolg van ‘nareis op nareis’. De waarheid is dat het om 780 gevallen gaat. Overdrijven is ook een kunst, liever gezegd een kunstje, een fabeltje dat past in een ‘frame,’ zoals spindokters en politici dat onder elkaar graag noemen, want in het Engels klinkt alles interessanter, zeker als het een lulverhaal eerste klas is, en nog wel van Yesilgöz, de gedoodverfde opvolger van premier Rutte.
Doodverven betekent trouwens oorspronkelijk ‘een lijkkleur geven.’ Dat is voor Yesilgöz niks bijzonders, want ze verblikt of verbloost niet als ze het verschijnsel ‘nareis op nareis’ opblaast van probleem tot nationale ramp. De leugen is de gist van politiek succes, behalve als je er te veel van gebruikt. Dan vallen er gaten in het verhaal. Bovendien bevordert het de winderigheid. Stront aan de knikker dus.
Maar geen nood, dan is Mark Rutte er om recht te praten wat krom is. Dit keer betitelde hij het dispuut over Yesilgöz’ leugen als een “onzindiscussie”, want het ging immers om het grotere geheel, minder migranten. Minder, minder, minder? Dat hebben we vaker gehoord. En zo werd Yesilgöz’ leugen de waarheid van Wilders en Rutte, de gedoodverfde secretaris-generaal van de NAVO. In het Kremlin en de Doema lachen ze zich wild.
Een twijfelaar of een fanaticus
Overeenkomsten, die zocht ik, toen ik werkte aan mijn boek Eén God Drie Religies, dat in 2008 verscheen bij Pelckmans in Antwerpen. Want de overeenkomsten waren toch veel groter dan de verschillen? Het boek kreeg tientallen uitstekende recensies, van de Islamitische Omroep tot de Telegraaf. Alleen enkele dominees gromden, omdat ik religie te veel aanwees als bron van moord en doodslag.
Maar ondanks de goede besprekingen liep het boek voor geen meter. Dat kwam volgens mij, bedacht ik teleurgesteld, doordat ik onvoldoende had ingezien, dat verschillen honderd keer beter scoren dan overeenkomsten. Ook had ik bij nader inzien te weinig oog gehad voor het verschijnsel dat sociale media leven van wederzijdse verkettering, aangewakkerd door het winstbejag van Elon Musk, Mark Zuckerberg en hun volgelingen.
Daarom zijn sociale media de natuurlijke omgeving van een fanaticus, wat oorspronkelijk ‘door de godheid in vervoering gebracht’ betekent. En als je in vervoering bent, heb je geen oog voor relativering, bijvoorbeeld in de vorm van humor. Want die staat haaks op de tunnelvisie van de fanaticus, ook als hij zich opwerpt als de man die precies weet wat ‘het volk’ wil, bijvoorbeeld het ‘oppakken en uitzetten’ van rellende Eritreeërs, christen of moslim. Immers, ‘het volk’ is god, en Wilders is zijn profeet.
Nou moet je met humor wel oppassen, want een grap waar de een zich gek om lacht is voor de ander heiligschennis. Maar ja, wie bepaalt wat wel of niet toelaatbaar is en onder welke omstandigheden? Ik voor mij laat dat liever over aan een twijfelaar die zoekt naar overeenkomsten dan aan een fanaticus die zijn obsessies zo lang in de ijskast zet.
Over lang gesproken, hoe lang is het ook alweer geleden dat Poetin, geestverwant van Rechts in heel Europa, zich opwierp als vredelievende gasleverancier?
Popeye, Spinoza en ‘het volk’
“Veel spinazie eten en gij zult Spinoza heten”, zei mijn moeder als ze deze zomerse bladgroente op tafel zette. Spinoza? Ik dacht eerder aan Popeye, die zijn geliefde Olive telkens weer redt na een blik spinazie te hebben verorberd.
Terug kijkend besef ik dat mijn moeder behalve de woordspeling met spinazie niks wist van de Joods-Portugese Spinoza, die hier met zijn familie asiel had gezocht en gevonden. Want in het gereformeerde milieu waarin ik opgroeide was hij totaal onbekend, zelfs taboe, net als bij de katholieken. Zijn eigen Joodse gemeenschap was zelfs de eerste die hem in de ban, ‘cherem,’ deed.
Erg tolerant waren de geestelijke en wereldlijke leiders toen niet, evenmin als hun volgelingen. Wie hen tegensprak zoals Spinoza mocht blij zijn als hij in het spinhuis belandde en niet door ‘het volk’ in stukken werd gescheurd, want onze VOC-mentaliteit bestond niet alleen uit zeeheldenmoed en handelsgeest, maar ook uit bloedig geweld. Spinoza’s huisbaas kon de geleerde tijdens de onlusten voorafgaand aan het lynchen van de gebroeders De Wit er maar net van weerhouden om de bloeddorstige meute bestraffend toe te spreken. Anders hadden we niks geweten van zijn begrip van vrijheid, gebaseerd op het idee dat de een de ander zijn vrijheid moet gunnen. Vrijheid is tweerichtingsverkeer.
Maar in het huidige publieke debat lijkt vrijheid te zijn verworden tot die van een kind dat geen grenzen kent, want onvrede over wat dan ook dient onmiddellijk te worden opgelost. De anderen moeten maar zien. Dat die ook vrijheid hebben is ondenkbaar voor degene die denkt en zich gedraagt alsof er in het verkeer maar één richting bestaat.
Van Popeye’s blikken spinazie moeten we het niet hebben want snelle oplossingen creëren alleen maar problemen, maar van spinazie à la Spinoza, daar lust ik wel pap van.
De violist en de slager van Praag
Of je bij de elite hoort of bij welke groep dan ook, is dat belangrijk? Een goede vriendin vroeg het me naar aanleiding van mijn tekst over het woord ‘elite’ als scheldwoord. Ze maande me om toch vooral ‘verbinding’ te zoeken. Dat is een goed advies in tijden waarin velen zich hun eigen god wanen, Narcissus in volle glorie.
Dat we weinig of geen verbinding ervaren wil niet zeggen dat we er geen behoefte aan hebben, bijvoorbeeld via religie. Het zal niet toevallig zijn dat het woord religie is afgeleid van het Latijnse ‘ligare’, dat ‘binden’ betekent. Maar ja, religie hebben we afgedankt, zonder dat er iets anders voor in de plaats is gekomen dan een permanente stortvloed aan amusement, overwaardering van publiek beleden emoties, en een materialisme zonder weerga.
Moeten we het voor de broodnodige verbinding dan hebben van kunst en cultuur? In mijn wereld, die van boeken en muziek, wordt nogal eens gauw gedacht dat muziek het middel bij uitstek is om verbinding te bewerkstelligen. Ik word daar even gauw ongemakkelijk van, niet omdat ik muziek bindend vermogen ontzeg, maar omdat ik dan onwillekeurig bedenk dat iemand als Reinhard Heydrich, de Slager van Praag, goed viool speelde. Met andere woorden, muziek is geen Haarlemmerolie waardoor je als vanzelf een voorbeeldig medemens wordt. Sterker nog, in nazikringen placht men zo’n 80 jaar geleden triomfantelijk te verklaren: “Als ik het woord cultuur hoor, trek ik mijn revolver.”
Vanavond ga ik naar een repetitie voor de uitvoering van het Requiem van Gabriël Fauré bij de dodenherdenking op 4 mei. Fauré moest niet veel van de kerk hebben, maar gebruikte wel de vorm van de dodenmis. Het onderdeel Dies Irae, Dag des Oordeels, liet hij weg, want hij bedoelde zijn muziek vooral als troost. Als dat verbinding zoeken is, teken ik ervoor.
De wet van de kantine
De elite is de gezworen vijand van de gewone man, althans in de ogen van de populist die zich opwerpt als zijn woordvoerder. Hij weet precies wat de gewone man wil. En anders verheft hij zijn stem wel even. Want een van de kenmerken van een populist is zijn grote bek, als die van een Oostenrijkse korporaal die zich beter waant dan zijn generaals.
De populist bedoelt ‘elite’ als scheldwoord, vaak in één adem met ‘havermelk’, alsof dat alleen te koop is in Amsterdam Zuid en niet in Nieuwe Pekela. Verblind als hij is door haat jegens een elite die neerkijkt op de gewone man realiseert hij zich niet dat de sportlieden, de TV-persoonlijkheden en de volkszangers die hij vereert een financiële elite vormen waarvan de gewone man alleen maar kan dromen.
Laat ze het maar niet horen dat ze een elite vormen, die voetballers, presentatoren en walsenkoningen, want ze gaan er prat op dat ze zo gewoon zijn. Die obsessie met ‘gewoon’ hebben ze gemeen met vertegenwoordigers van de politieke elite, die elkaar aanmanen om ‘normaal’ te doen, als pubers op een schoolplein. Want je bent pas normaal als je kunt bewijzen dat je bent als iedereen.
Dat lijkt democratisch, maar het is een soort hyperdemocratie, zoals de filosoof Ortega y Gasset in 1948 schreef in ‘Opstand der horden.’ Met hyperdemocratie bedoelde hij een maatschappelijke orde waarin “de grote hoop het recht heeft zijn koffiehuispraatjes kracht van wet te geven.” Als je van ‘koffiehuis’ ‘voetbalkantine’ maakt, had het gisteren geschreven kunnen zijn. Het verschil is dat de toenmalige elite ‘de grote hoop’, de horden, een royale sociale wetgeving gaf en dat de huidige elite doet alsof ze tot de opstandige horden hoort en intussen de zwaksten onder hen tot persona non grata verklaart.