Ruud Snel
Vers van de Pers
Wat is er binnen gekomen op onze redactie ???
Absorberen aangeraden !!!
!!! Reacties worden op prijs gesteld !!!
Vers van de Pers
Herman Frijlink
Mickey Mouse
Sinds Brexit kun je in Nederland geen Britse dagbladen meer kopen. Ik betreur dat want ik ben een liefhebber van de Britse journalistiek. On line lezen? Het blijft behelpen. Hoe het ook zij, nieuws uit het Verenigd Koninkrijk bereikt ons slechts mondjesmaat, bijvoorbeeld in de vorm van het bericht over de rechter die de conservatieve regering verboden heeft om asielzoekers af te voeren naar Madagascar, o nee, Rwanda, nou ja, in ieder geval ver weg.
Madagascar was het eiland waar de Joden maar naar toe moesten vonden de nazi’s in de jaren dertig, voordat ze in 1942 bij de Wannsee de ‘Endlösung’ bedachten voor wat in hun ogen het Jodenprobleem was. Om hen niet voor het hoofd te stoten hield de Nederlandse regering nog eind jaren dertig de grenzen dicht voor Joden die hun lot probeerden te ontvluchten. Grenzen dicht, wanneer heb ik dat voor het laatst gehoord? Nog niet zo lang geleden.
Zo’n definitieve oplossing hebben de Britse conservatieven nog niet, maar ze zijn op de goede weg dankzij het bevel van staatssecretaris Robert Jenrick om in het asielzoekerscentrum in Dover tekeningen van Mickey Mouse en andere stripfiguren van de muren te verwijderen. Want de staatssecretaris was bang dat asielzoekende kinderen besmet zouden worden met het Ik-Wil-Blijven-virus, een virus waar geen kruid tegen gewassen is.
Het zal mij benieuwen wat de conservatieven in Nederland, aangevoerd door partijen die ‘vrijheid’ en ‘democratie’ hoog in het vaandel hebben staan, nog aan nieuwe beperkingen en andere pesterijen weten te bedenken. Die asielzoekers moeten vooral niet denken dat VVD-premier Rutte het meende toen hij zei dat Nederland zo’n “gaaf landje” is. Wel hielp hij de asielhaters in zijn partij door de asieldeal op te blazen en verschafte zich dusdoende een weg naar de uitgang, Rexit, over de rug van kinderen op de vlucht.
Muziek
Geachte heer Mohandis,
In de omschrijving van het werk dat u doet als kamerlid voor de PvdA staat het onderwerp waarvoor ik uw aandacht wil vragen als laatste genoemd. Misschien moet u even nadenken wat dat ook al weer is, maar ik bedoel cultuur, liever gezegd kunst en cultuur. Waar is de tijd dat de naam van het ministerie dat daarover ging begon met de C van Cultuur? Ik weet niet of zo’n verschuiving symbolisch is voor het belang dat in de politiek en de ambtenarij gehecht wordt aan kunst en cultuur, maar het zou me niet verbazen. Want toeval bestaat niet maar je kunt het wel een handje helpen.
Hoe het ook zij, ik wil het graag met u hebben over de relatie tussen kunst en cultuur enerzijds en economie anderzijds en in het verlengde daarvan over het verschil tussen prijs en waarde, al was het maar om Oscar Wilde’s definitie van een cynicus nog eens van stal te halen, mocht u die niet kennen: “Een cynicus is iemand die van alles de prijs weet en van niets de waarde.” We hebben het dan over een mensensoort die u vast wel kent en wellicht beter dan u lief is.
Is dat belangrijk? Ja, want iedereen die van kunst en cultuur zijn werk maakt en iedereen die dat wil ervaren als luisteraar, toeschouwer, lezer of luisteraar er van wil leren, heeft er mee te maken. Ik zou woorden als producent en consument liever vermijden, omdat ik daarmee iedereen reduceer tot een homo economicus, maar ik doe dat nu toch even omdat ik een economisch dogma tegen het licht wil houden. Ik bedoel daarmee het idee dat het de vraag is die het aanbod bepaalt. Voor iedereen die beseft dat kunst en cultuur onlosmakelijk verbonden is met het leven van alledag is dat belangrijk, omdat veel mensen, inclusief de meeste subsidiënten de wet van vraag en aanbod heilig hebben verklaard, alsof economie een religie is met dogma’s waar niet aan te tornen valt.
Maar dat kan wel. Immers, je kunt de wet van vraag en aanbod net zo goed omdraaien en stellen dat het aanbod de vraag bepaalt, of we een bepaald product nou nodig hebben of niet, getuige de producten en diensten waarmee de ICT ons overspoelt. Producten en diensten waarvan we niet wisten dat we die nodig hadden tot het moment dat ze ons werden aangeboden. Dankzij grootschalige investeringen lukte het om met aanbod vraag te creëren.
En zo, geachte heer Mohandis, zou je ook het muziekonderwijs kunnen benaderen: als je veel en structureel investeert in het aanbod komt er vanzelf vraag naar. België en Noorwegen geven het goede voorbeeld. Zo is in Noorwegen bij wet geregeld dat elke gemeente moet beschikken over een centrum voor kunstonderwijs. En in België is subsidie voor buitenschools muziekonderwijs de normaalste zaak van de wereld, zoals dat in Nederland ook lang het geval was.
Eind jaren vijftig, begin zestig, kreeg ik vioolles op de pas geopende muziekschool in Kampen. Weliswaar ruzieden mijn ouders regelmatig over de betaling van het lesgeld, want we waren straatarm, ook voor de toenmalige begrippen, maar toch, maar toch heb ik jaren lang les gehad van een Duitse mevrouw, en goed ook. Ik leerde de beginselen van het viool spelen grondig en daarnaast maakte ik me spelenderwijs de Duitse taal eigen. Dat was wat, hoor, zo vlak na de oorlog. Maar ik dwaal af.
Dat ik als kind van ouders met een minimaal inkomen vioolles kon krijgen heb ik te danken aan de toenmalige politici, ook van uw partij, die vonden dat het volk verheven moest worden. En dat mocht wat kosten. Iedereen blij, want zo werden muzieklessen betaalbaar voor mensen met lage inkomens en konden docenten een fatsoenlijk salaris krijgen. Immers, voordien waren particuliere lessen voor de meeste mensen veel te duur en werkten docenten desondanks voor een habbekrats, precies zoals dat nu ook weer het geval is. De ene muziekschool na de andere bezwijkt, liever gezegd wordt gewurgd door de slang van kostenreducties, bezuinigingen en efficiency, het credo van de homo economicus die ook in de sector kunst en cultuur het hoogste woord heeft.
Natte droom
Beste Martin,
Chat GPT is de natte droom van iedere opdrachtgever die houdt van standaardoplossingen. Zo’n oplossing ligt misschien voor de hand als je zoals jij van vier gemeentes de opdracht krijgt een passende speech te schrijven voor een en dezelfde gelegenheid, in dit geval de dodenherdenking.
Terecht stipuleer je dat elke speech in elk van de vier gemeenten uniek was, toegespitst op de lokale situatie. Wijzen op dat unieke zul je nog vaak moeten doen, vrees ik, voordat doorgedrongen is dat de intelligentie van het programma niet meer en niet minder is dan een nieuw hulpmiddel voor wie er goed mee omgaat. De hysterie en de omvang waarmee het programma het gesprek van de dag is doen me denken aan de hype rond de zogenaamde Millennium Bug, die 23 jaar geleden menigeen deed denken dat de wereld op het punt stond te vergaan. Er zijn in de jaren negentig naar schatting 300 miljard dollar uitgegeven om de gevaren van de Bug te neutraliseren. Het leven zou in ieder geval nooit meer worden zoals het was. Weet je nog? Maar bij de jaarwisseling 1999 – 2000 gebeurde er helemaal niks.
Nee, het wordt nooit meer zoals het was, maar dat is altijd waar. Tot vervelens toe lees ik dat programma’s als Chat GPT schrijvers werkloos gaat maken. Zou het? Tot dusverre heb ik vergeefs zitten wachten op het bericht dat het programma het werk heeft overgenomen van de 11.000 scriptschrijvers in de VS die het werk hebben neergelegd omdat ze beter betaald willen worden. Ik denk ook niet, dat dat bericht er gauw komt. En jij?
De reden waarom ik dat denk zit’m in jouw gebruik van het woord ‘uniek’. Want Chat GPT is veel en het kan veel, maar de taal die eruit rolt is allesbehalve uniek. Dat kan ook niet anders, want het is een herkauwing van wat er online te vinden is. Daar zag ik ook de kwalificatie ‘stochastische papegaai’ voorbijkomen. Toch had ik er behoefte aan om zelf eens de proef op de som te nemen.
Die hield in dat ik een schrijfopdracht voorlegde aan Chat GPT. Het ging om de opdracht van een instelling voor hoger onderwijs om een beleidsstuk van 1,5 pagina over de implementatie van een nieuw boekhoudprogramma te herschrijven in een soort Nederlands die niet alleen begrijpelijk was voor managers en beleidsmedewerkers, maar ook voor medewerkers die met het nieuwe programma moesten gaan werken. Een mooie opdracht voor zo’n tekstprogramma dat alles kan, zou je denken, maar dat viel tegen. Het programma leverde een tekst van een halve pagina, die niet verder kwam dan een samenvatting over de werking van het boekhoudprogramma in kwestie. Geen woord over de implementatie ervan. Ik trok daar uit de dat het programma geen raad weet met specifieke situaties waarover online nog niets te vinden is.
Ik zal er vast nog meer proeven mee moeten doen, want het resultaat van deze proef heeft mijn twijfel over kunstmatige intelligentie, in dit geval het taalprogramma Chat GPT, niet allesbehalve weggenomen, terwijl het programma toch allerwegen wordt geroemd om wat het kan en vooral om wat het in de toekomst gaat kunnen.
Toch denk ik dat de stemming nu net zo oververhit is als 23 jaar geleden toen de angst voor de Millennium Bug ons overmande. Dat neemt niet weg dat een programma als Chat GPT sneller en beter werkt dan Google nu doet, en dat het daarom nog veel belangrijker wordt om je zoekopdracht zo precies en gedetailleerd mogelijk te formuleren, wat bij het gebruik van Google ook al aan te bevelen was en is. Natuurlijk hebben ze daar ook weer een nieuwe Engelstalige term voor, ‘prompting,’ volgens het woordenboek ‘aansporen’, ‘bemoedigen’, ‘stimuleren,’ alsof het programma een mens is.
Beste Martin, ik betwijfel dus of Chat GPT een natte droom is die zal uitkomen. Wat ik wel weet is dat de opdrachtgevers hun werk voorlopig niet aan een schrijfrobot kunnen geven, als ze iets unieks willen, maar dat ze dan een echte schrijver moeten bellen.
Nederlanders zijn er doorgaans als de kippen bij
Nederlanders zijn er doorgaans als de kippen bij om Engelstalige woorden en uitdrukkingen over te nemen. De gemiddelde asielzoeker zou jaloers worden op de snelheid waarmee Engelse woorden inburgeren in het Nederlands. Als iemand in de achtertuin van Kim Kardashian een raar woord verzint hoor je het bij wijze van spreken de volgende dag al in een Volendamse viswinkel, niet zelden verfrommeld tot wat de Engelsen ‘doubledutch’ noemen. Gaat dat in de wetenschappelijke wereld beter? Ik betwijfel het, zeker als Engelse termen gecombineerd worden met Nederlandse.
Zo vindt Jeroen van Merriënboer, scheidend hoogleraar onderwijskunde aan de Universiteit van Maastricht, het maar niks om de keuze voor een onderwijsmethode te baseren op ‘evidence’. Waarom dat niet gewoon ‘bewijs’ mag heten wordt niet duidelijk in het blad ScienceGuide dat op 5 april j.l. een artikel wijdde aan Merriënboers afscheidsrede. Wel wordt helder dat het blad instemt met het betoog van de auteur, waar hij zegt dat “het ontwerpen van effectief onderwijs niet kan leunen op het verzamelen van bewijs voor de effectiviteit van specifieke methoden.”
‘Evidence’ of ‘bewijs’ is dus taboe voor Merriënboer. In de plaats daarvan is het volgens hem nodig dat “praktische implicaties gebaseerd zijn op empirische data.” Dat moet, omdat er volgens hem geen enkele onderwijsmethode is die onder alle omstandigheden het beste is. Ik geloof het zonder meer. Maar waarom zou je dan ‘evidence-based’ onderzoek naar de effectiviteit van diverse onderwijsmethoden willen vermijden of zelfs afwijzen? Immers, onderzoek baseren op ‘empirische data’, zoals aanbevolen door Merriënboer is toch niks anders dan onderzoek baseren op ‘evidence?’ Nee, dat is niet exact hetzelfde. Maar ik hoef ScienceGuide en Merriënboer toch niet uit te leggen dat je empirische data gebruikt voor ‘evidence’ of bewijs dat een methode goed, minder goed of slecht werkt?
Neem bijvoorbeeld het internationale onderzoek uit 2019 waaruit blijkt dat een kwart van alle Nederlandse 15-jarigen laaggeletterd zal blijven en dat van alle tieners in de wereld de Nederlandse het minst gemotiveerd zijn om te lezen. Het verschil tussen ‘evidence’ en ‘empirische data’ is dan toch geheel irrelevant? Hoeveel data en bewijzen hebben we nodig om tot ons te laten doordringen dat de Nederlandse onderwijsmethoden de leesvaardigheid van Nederlandse kinderen aantasten?
Moeten we het onderzoek naar het ontstaan en verbeteren van dit soort misstanden opdragen aan onderwijskundigen? Liever niet, want voordat je het weet zien ze weer fundamentele verschillen tussen twee onderzoektermen die elkaar alleen maar aanvullen.
Pispaal
Het valt mij op dat ‘de overheid’ in de sociale media vaak de pispaal is. Dat die overheid naast ambtenaren bestaat uit politici die we zelf gekozen hebben doet er niet toe voor de critici. Want ‘Den Haag’, ‘de elite’, heeft het gedaan.
De tirade tegen ‘de politiek’ omvat doorgaans ook verguizing van de traditionele pers, de ‘mainstream media,’ omdat die aan de leiband zou lopen van die vermaledijde overheid. En natuurlijk worden overheid en mainstreammedia gedomineerd door ‘links.’ Alleen De Telegraaf, spreekbuis van de Duitse bezetter in de oorlogsjaren, krijgt nog wel eens het voordeel van de twijfel. Hoe ironisch is het dan, dat een stuk van Leon de Winter in De Telegraaf over het optreden van de overheid tijdens de pandemie een stortvloed aan reacties teweegbracht met als essentie de stellige overtuiging dat de overheid de mainstreammedia zo manipuleert dat ze geen ruimte geven aan kritiek.
Er mankeert van alles aan de overheid en ook de mainstreammedia, liever gezegd de traditionele media, schieten vaak tekort, maar als redacteur van diverse kranten en tijdschriften heb ik nooit ofte nimmer opdracht gekregen van een hoofdredactie of directie om een bericht van de overheid te plaatsen, ook al weet ik dankzij mijn werk bij de overheid dat elke communicatieadviseur prat gaat op zijn goede contacten bij de overheid. Het wordt daarom tijd dat de criticasters van overheid, elite en mainstreammedia een nieuwe pispaal zoeken, bijvoorbeeld de bedenkers en beheerders van het rioleringssysteem dat we sociale media noemen.
En dan nog eens wat. De term mainstreammedia is misplaatst. Want gemeten naar de hoeveelheid geld die er omgaat bij de bedenkers en beheerders van de sociale media en de macht die ze uitoefenen zijn de sociale media allang mainstream. Daarbij vergeleken zijn de traditionele media niet meer dan een stroompje.
Vraagteken
Wie durft er in het openbaar nog te zeggen dat hij iets niet zeker weet? Ik zou haast zeggen ‘niemand’, want in de publieke sector is het vraagteken uitgestorven. Op sociale media als Facebook en LinkedIn kom ik uitsluitend mensen tegen die triomfantelijk met uitroeptekens praten en schrijven, alsof ze geen andere leestekens meer kennen, alsof alleen al de mogelijkheid dat het anders kan een deerniswekkende luchtspiegeling is, iets waarvoor je naar de dokter moet.
Nu weet ik ook wel dat je dit niet oplost met een enkel vraagteken, omdat je door een specifieke, gesloten vraag te stellen, al een zekere mening laat zien. Maar door die te voorzien van een vraagteken nodig je je lezer in ieder geval uit tot een antwoord, mocht hij daar behoefte aan hebben. Dat gaat niet altijd goed. Enige tijd geleden bijvoorbeeld vroeg iemand op LinkedIn, geïnspireerd door een bericht in de Telegraaf, hoe een PvdA-er als Jeroen Dijsselbloem burgemeester van Eindhoven kon worden, terwijl diens partij in het parlement toch wel heel klein is geworden. Een goede vraag, waaruit een duidelijke mening sprak. Ik vroeg hem toen: zou het kunnen dat Dijsselbloem burgemeester wordt vanwege zijn bestuurlijke ervaring? Mijn gesprekspartner stelde woedend vast dat mijn vraag geen vraag was maar een mening. Hij kwam niet op het idee dat hij mij daarmee de zonde verweet die hij zelf al begaan had.